Gepubliceerd op

Ik sprak een violist

Ik moest naar de tandarts. Ik was vroeg en in de wachtkamer zat een man die voor mij aan de beurt was. Hij zat bladmuziek te lezen. Naast hem stond een viool in een koffer. Zijn hand lag erop.

Ietwat schuchter (want introvert) vroeg ik hem of hij de muziek hoorde terwijl hij las. ‘Een beetje’ antwoordde hij -ook schuchter. ‘Als je het vaker speelt hoor je het meer in je hoofd.’ We keken naar de klok in de wachtkamer.

‘Als je het vaak speelt hoor je steeds meer details, je gaat het steeds beter begrijpen. Het lezen roept die herinnering op.’

Ik vroeg of je een stuk op een gegeven moment niet gewoon kent. Dat was niet zo. ‘Als muzikant zoek je altijd naar verdieping, naar het beter en intiemer begrijpen van de muziek en er steeds meer onderdeel van te worden.’

Hij was aan de beurt. Hij nam zijn viool mee. (En ik maakte de wat vreemde foto.)

Toen hij terug kwam, vroeg hij wat ik deed. Ik vertelde over mijn ethiek-onderzoek en dat ik me afvraag wat de rol van de persoon is, de mens die ontwerper is. Of er een verschil is tussen de professional en de persoon. (Sommige mensen die ik spreek ervaren dat verschil.)

‘Als muzikant moet je echt willen. Je brengt jezelf mee om dat over te dragen wat je wilt zeggen met de muziek.’ De mens en de ambachtsman vallen samen. De ambachtsman die zijn vaardigheden steeds verder verfijnt: vandaar dat steeds weer lezen van de muziek. Dat steeds weer oproepen van de herinnering aan de klank. En zo steeds beter worden.

Ik was blij. Als ontwerper breng je ook jezelf mee. Een afstandelijke ‘professionele’ rol brandt je op, omdat het niet echt is. Pas als de mens en de ambachtsman samenvallen ben je compleet; pas dan kun je willen.

Ik was aan de beurt.